De meeste mensen denken dat onze genen bepalen hoe het ons vergaat. Dit is een oude gedachte die nog steeds gepraktiseerd wordt binnen de medische wereld. Maar het lichaam is veel, heel veel meer dan een machine waar je aan kunt sleutelen om ziekte op te lossen en beter te worden.
Je genen bepalen niet of je wel of niet ziek gaat worden of vroeg zult overlijden!
Maar wat dan wel? Tijdens een van zijn studies ontdekte Bruce Lipton, celbioloog, iets heel boeiends. In een petrischaaltje legt hij een stamcel. Deze cel bevat alle informatie die nodig is voor het hele lichaam. Na een week zijn er 30.000 stamcellen. In het petrischaaltje dobberen die cellen rond in een materie die lijkt op ons bloed.
Maar nu komt het. Door iets kleins te wijzigen aan de chemische samenstelling van het ‘bloed’ blijken de stamcellen ineens te veranderen in bot, vet of spieren. Hieruit blijkt dat niet de cel zelf, maar de omgeving bepaalt hoe de cel (of het DNA) reageert.
Daaruit volgt vanzelf de vraag: hoe komt die wijziging in het bloed? De chemische samenstelling in ons bloed is onder andere afhankelijk van wat we eten en drinken. Maar nog meer wordt het geregeerd door onze hersenen. Welke signalen geef je af? Die signalen zijn weer afhankelijk van het plaatje in je hoofd. Het plaatje wordt door je hersenen omgezet in bijbehorende chemische samenstelling.
Wat blijkt? Slechts 1% van alle ziektes is genetisch bepaald. Maar 90% van alle ziektes is gerelateerd aan stress. Hoe meer stress je ervaart, hoe meer je cellen in het nauw komen. Wat weer een effect heeft op stress, waardoor ze nog meer in het nauw komen. Hoe meer je kunt ontspannen, hoe mooier de gedachten zijn die je denkt en de plaatjes die je erbij hebt, hoe beter het is voor je cellen. Wat zie je? Wat denk je? En vooral: wat geloof je?
Tijdens onze metingen kunnen we zien waar in de omgeving een verstoring zit. En die kunnen we oplossen. Met gezond eten en bewegen, met supplementen, maar ook met onze gedachtes!