“Kom op, je kan het,” moedigt mijn coach me aan terwijl ik kreunend en steunend nog een keer naar omhoog beweeg. Ze bedoelt het goed. Mijn buik doet zeer, ik heb kramp in mijn kaken en ik zweet als een otter. Die buikspieroefeningen zijn echt niets voor mij. Op dat moment neem ik een besluit. Ik ga nooit, maar dan ook nooit meer naar de sportschool.
Herken je dat? Maar vind je jezelf dan thuis terug op de bank? Film op tv, zak chips naast je? Teleurgesteld in jezelf en de rest van de wereld werk je je troostvoer naar binnen en het voelt even goed. Laat ze allemaal maar.
Daar zit ik dan. Ok. De sportschool gaat het niet meer worden Maar wat is het dan wel? Want dat bewegen goed is voor mijn kantoorlijf, dat is me ook wel duidelijk.
Vroeger gingen wij in het weekend wandelen. Mijn moeder bedacht dat het goed was voor ons en mijn broer en ik gingen al protesterend mee. Een bos was om in te spelen. Een bos was om in bomen te klimmen, hutten te bouwen, over obstakels heen te springen, maar niet om te wandelen. Yek.
Dus toen ik besloot te gaan wandelen kwam dat oude gevoel omhoog. Dat gevoel dat wandelen saai is en dat het echt iets voor oude mensen is. Totdat ik concludeerde dat ik al vijftig was. Ik ben ook oud. En wandelen is best lekker. In ieder geval beweeg ik meer dan als ik op de bank blijf zitten toch?
Hoe motiveer ik nu mezelf om de deur uit te gaan? Want al vind ik wandelen best lekker, thuiskomen van het werk en op de bank ploffen is nog altijd gemakkelijker. Of opstaan en vinden dat het te laat is om te wandelen voor het werk.
Ten eerste hoef ik heel veel niet. Ik hoef geen grote afstand af te leggen. Ik hoef niet hard of snel te lopen. Ik loop op het tempo dat goed voelt. Ik loop de afstand die goed voelt. Ik neem mijn telefoon mee. Niet om te bellen, maar om foto’s te maken. Iedere dag plaats ik een foto op Instagram. Leer ik meteen Instagram een beetje kennen. Win-win.
Wanneer ik het buiten lekker vind dan loop ik verder. Heb ik werkelijk geen zin of is het koud en nat dan loop ik een korter rondje. En wanneer het pijpenstelen regent dan hoef ik niet. Spring ik gewoon een paar keer extra op de trampoline, heb ik ook beweging.
Omdat ik uitkijk naar welke foto ik nu weer zal maken, ga ik naar buiten. Ik probeer iets geks of iets moois te vinden. Omdat ik doe wat ik leuk vind – fotograferen – gaat het wandelen vanzelf.
Bedenk eens iets wat je van jezelf zou moeten maar waar je eigenlijk geen zin in hebt. En verzin dan eens iets wat je wel leuk vindt wat je eraan kan koppelen zodat wat je moet doen geen moeten meer is, maar willen. Want het moet wel leuk zijn toch?